De kabouter bij de kruidenier
Een kabouter woont in bij een kruidenier waar hij tevreden is omdat hij elke avond roompap met boter krijgt. In het kamertje boven de winkel woont een student die erg arm was en alleen een paar boeken bezat waaruit hij studeerde. Op een morgen komt de student de winkel binnengelopen om een stukje harde kaas te kopen. De kruidenier wikkelt het stukje kaas in een paar bladzijden die hij uit een oud en zeldzaam boek met gedichten scheurt. De student neemt het boek in plaats van de kaas, hij kan wel droog brood eten. Het zou zonde zijn als dat boek helemaal in stukken werd gescheurd. De student zegt dat het boek met gedichten hem meer waard is dat eten. Zodra de student is vertrokken, komt de kabouter uit zijn schuilplaats tevoorschijn. Hij heeft alles gehoord en snapt niet dat gedichten voor de student belangrijker zijn dan kaas. Nieuwsgierig als hij is, sluipt hij 's avonds naar boven. Hij kijkt door het sleutelgat en ziet de student in het boek lezen onder een grote, prachtige boom. De blaadjes zijn sterren en hij hoort prachtige muziek. Bijna besluit hij om bij de student te gaan wonen, maar de paplust overheerst. Hij blijft bij de kruidenier.
Op een nacht breekt er brand uit en in paniek probeert iedereen zijn waardevolste spullen in veiligheid te brengen. De kruidenier neemt de geldla mee en zijn vrouw haar gouden oorhangers. De kabouter rent naar boven en weet het boek te redden. Vanaf dat moment besluit hij om bij de student te gaan wonen vanwege het boek, maar ook tijdens etenstijd bij de kruidenier vanwege de roompap.
Op een nacht breekt er brand uit en in paniek probeert iedereen zijn waardevolste spullen in veiligheid te brengen. De kruidenier neemt de geldla mee en zijn vrouw haar gouden oorhangers. De kabouter rent naar boven en weet het boek te redden. Vanaf dat moment besluit hij om bij de student te gaan wonen vanwege het boek, maar ook tijdens etenstijd bij de kruidenier vanwege de roompap.